Dag van de Warmtetransitie
“Wanneer je dromen je niet een beetje bang maken, zijn ze niet groot genoeg.” Met deze uitspraak opende Chief Operational Officer (COO) Yolande Verbeek van EBN de tweede editie van de Dag van de Warmtetransitie, op 10 december gehouden in het Utrechtse TivoliVredenburg. Daarmee stimuleerde ze de bijna 400 bezoekers, stuk voor stuk affiniteit met de warmtesector, om de komende jaren de warmtetransitie vlot te trekken. Met andere woorden: de Play-knop te vinden, en bij voorkeur Fast Forward.
Want dat de warmtetransitie in Nederland een versnelling nodig heeft, is voor iedereen in de zaal duidelijk. Verbeek deelt aan de start van de dag een aantal hoopvolle signalen. Het recordaantal aardwarmteboringen in het afgelopen jaar: 13. De twee geslaagde onderzoeksboringen in Heijningen en in Heesch, en een eerdere onderzoeksboring in Amstelland die tot een samenwerkingsovereenkomst heeft geleid. Voor de Brabanders in de zaal is er een compliment van de COO, omdat er voor die provincie een actieplan voor warmte ligt, waar meerdere partijen aan meewerken. Deze positieve ontwikkelingen laten zich echter nog niet vertalen in het aantal PJ aan aardwarmte dat vorig jaar is geproduceerd: 6,88 PJ, een stijging van slechts 1% ten opzichte van het jaar ervoor. Fast Forward dus.
Wet collectieve warmte en de Nationale Deelneming Warmte
Voor projectdirecteur Nationale Deelneming Warmte Herman Exalto van EBN en Jeroen Sanders, Chief Transition Officer bij Enexis worden de komende jaren cruciaal.
Veel – niet alles, want wetgeving is per slot van rekening ‘slechts’ instrumenteel en nooit helemaal perfect, aldus Exalto – wordt verwacht van de inwerkingtreding van de Wet collectieve warmte (Wcw), waarmee de warmtetransitie meer in publieke handen komt. Exalto bereidt EBN voor op de rol van Nationale Deelneming Warmte, en daarmee knooppunt van alle kennis en warmteprojecten in het land. “Wanneer de Wcw hopelijk in 2026 echt van kracht is, zijn wij er klaar voor.”
Jeroen Sanders vindt het logisch dat in zijn sector reikhalzend naar deze wet wordt uitgekeken. Immers, voor een derde van de woningen in Nederland is warmte maatschappelijk gezien de meest voordelige oplossing. Hij verklaart: “Er is een verwijdering ontstaan tussen warmtebedrijven aan de ene kant, en burgers en gemeenten aan de andere kant. Dat vroeg om een aantal moedige besluiten.”
Met de Wcw slaat de warmtetransitie de publieke weg in, wat beide heren betreft onomkeerbaar. Sanders: “Het zorgt voor duidelijkheid over hoe de markt is ingedeeld en het kan leiden tot een betaalbaar warmteaanbod. Het is mede aan ons (onder andere de netwerkbedrijven) de taak om het vertrouwen bij gemeenten en klanten terug te winnen om warmtenetten ook daadwerkelijk aan te leggen.”
Om de aanleg van de warmtesystemen betaalbaar te houden, zijn volgens Sanders schaal en standaardisering van technieken nodig, net als een verbrede businesscase. “De warmtetransitie is onderdeel van het complete energiesysteem”, verduidelijkt hij. Herman Exalto vult aan: “Op duurzame warmte moet je niet willen verdienen. De maatschappelijke doelen staan voorop, maar wel op basis van een gezonde boekhouding.”
De complexiteit van de warmtetransitie
De warmtetransitie is complex en divers. Dat is te merken aan de diversiteit aan bezoekers die op deze Dag van de Warmtetransitie zijn afgekomen. Er zijn particulieren met interesse in de ondergrond, vertegenwoordigers van gemeenten en provincies, TU Delft onderzoekers, rijksambtenaren, consultants van grote adviesbureaus, leden van lokale energiecoöperaties, corporatiemedewerkers en medewerkers van energiebedrijven. En alles daartussenin.
In de complexiteit van de puzzel die warmtetransitie heet, schuilt het gevaar van een donker toekomstbeeld. Zeker nu er sleet op de voortgang lijkt te zitten. Gedurende de dag zijn er quotes op te tekenen als: ‘als het nu niet gebeurt, gebeurt het nooit’. Of: ‘we moeten doorworstelen.’ Of: ‘het valt stil’. Wie echter de sombermansbril heeft thuisgelaten, en dat is het overgrote deel, kan zich tijdens deze tweede editie van de Dag van de Warmtetransitie vastklampen aan voldoende aanknopingspunten om morgen die Fast Forward-knop in te drukken.
Gejuich door de Wgiw
Ja, zelfs óp de dag in Utrecht, waar het gros van de warmtesectorspecialisten is samengekomen, wordt verderop in de Eerste Kamer in Den Haag een belangrijke wet aangenomen: de Wet gemeentelijke instrumenten warmtetransitie (Wgiw). Die geeft gemeenten meer regie om daadwerkelijk wijken aan te wijzen die in aanmerking komen voor een warmtenet. Met gejuich wordt dit nieuws in TivoliVredenburg ontvangen. Een enkeling in de zaal checkt snel NU.nl of NOS.nl op de mobiel, tevergeefs zoekend naar een nieuwsbericht over deze mijlpaal. Tja, een spaak lopend warmtenet en een flat vol boze bewoners is wellicht mediagenieker. Het is het lot van werken in de warmtesector.
De Fast Forward aanknopingspunten, bewijzen en ‘learnings’ zijn door de gehele warmteketen te vinden: vanaf de warmtebronnen, via de het realiseren van de warmtenetten tot aan de uiteindelijke vraag naar duurzame warmte door bewoners. Allereerst de warmtebronnen.
Ten eerste: de warmtebronnen
Kimberly Tjon-Ka-Jie werkt bij het ministerie van Klimaat en Groene Groei aan een ‘Ontwikkelperspectief duurzame warmtebronnen’. Een mond vol en een lijvig document in wording bovendien dat gaat over het potentieel aan warmtebronnen. Momenteel zijn 900.000 woningeenheden aangesloten op collectieve warmte, inclusief woningen op blokverwarming. Dat zijn vooral fossiele warmtebronnen, zoals gas. Restwarmte wordt ook gebruikt. Dat moeten richting 2050 vooral duurzame bronnen worden. Doel is om meer dan twee miljoen woningen aan te sluiten op een warmtenet. Daarvoor is naar verwachting van 250 PJ aan duurzame warmte nodig. Het goede nieuws is: “We hebben voldoende potentieel aan warmtebronnen om aan de toekomstige warmtevraag te voldoen”, voorspelt Tjon-Ka-Jie. Vooral geothermie en aquathermie hebben een groot potentieel. “Al moeten we vooral kijken naar de bronnenmix die het beste aansluit bij de vraag”, nuanceert Tjon-Ka-Jie.
Ook aan opslagmogelijkheden voor de warmte is geen gebrek, weet Martin Bloemendal, van de TU Delft en TNO. In sneltreinvaart neemt hij de aanwezigen in de zaal mee in alom geaccepteerde opslagtechnieken en ontwikkelingen die nog in de kinderschoenen staan, bijvoorbeeld de zout/water warmtebatterij. Hoewel nog maar schaars ingezet, is Nederland mondiaal wel marktleider in veel opslagtechnieken, waaronder bodemenergie. Hij staat vervolgens uitgebreid stil bij hoe verschillende warmtebronnen optimaal kunnen worden benut met verschillende typen bodemenergie. “Als we dit potentieel kunnen opschalen, biedt dat perspectief voor de toekomst.”
We hebben voldoende potentieel aan warmtebronnen om aan de toekomstige warmtevraag te voldoen
Kimberly Tjon-Ka-Jie
Senior Beleidsmedewerker bij het ministerie van Klimaat en Groene GroeiGeothermiebronnen beter ontwikkelen
De ontwikkeling van geothermiebronnen gaat niet altijd even makkelijk. Dat is ook logisch: veel is onzeker, er zijn afhankelijkheden én belemmeringen. Toch is het goed om te onderzoeken hoe er in een project beter met deze factoren kan worden omgegaan. Rutger te Grotenhuis van Rebel heeft een aantal oplossingen.
Om de bronpotentie te vergroten en de kosten te drukken, is het bijvoorbeeld verstandig om proefboringen te doen. Dit verkleint de (financiële) risico’s. Ook een waarborgfonds kan helpen om ondergrondse geologische risico’s af te dekken. Een andere manier om geothermiebronnen beter te ontwikkelen, is door de keten te versterken, adviseert Rebel. Het helpt als een ontwikkeling volgt op de vraag naar warmte. Tot slot is meer daadkracht van publieke partijen nodig voor een versnelling. Dat zorgt voor voldoende instrumentarium en vergunningstermijnen die zijn afgestemd op een project. Door deze publieke daadkracht kunnen bovendien de geleerde lessen beter worden teruggegeven aan de sector.
De roep om publieke daadkracht wordt onderschreven door Michiel Kok van HVC. Hij pleit voor een compleet andere aanpak: “Laat de overheid een actieve rol innemen in de realisatie van geothermieprojecten, zoals ze dat gedaan is bij wind op zee? De overheid neemt dan de risico’s. Slaagt een boring, dan kan de overheid concessies veilen op de markt. Subsidies kunnen worden gebruikt om de boringen te financieren.”
Rutger Bianchi van Berenschot vult aan: “Ook gemeentes zouden perspectief geboden moeten krijgen en ondersteund moeten worden bij een regionale planmatige ontwikkeling. Daarnaast helpt schaalvoordeel door een regionaal integraal warmtebedrijf op te richten en gemeentes daarin te laten participeren.” Edward Pfeiffer van RHDHV pleit daarbij voor maximale inzet van geothermie, door bijvoorbeeld tijdelijk eerst met een andere warmtebron te werken.
Tot slot is lef vereist. Nog te veel vertraging komt door de angst om dingen niet goed te doen. Bedenk ook: snelheid maken leidt tot veel lagere maatschappelijke kosten. Rutger Bianchi besluit: “Schets wel het plan en perspectief, zodat men durft. Maar laat ook ruimte, want je weet ook niet alles.”
Waardevolle resultaten uit SCAN
Een belangrijke katalysator voor de ontwikkeling van aardwarmtebronnen is het onderzoeksprogramma SCAN, waar EBN samen met andere partijen aan werkt. Tijdens de Dag van de Warmtetransitie staan de betrokkenen stil bij enkele van de resultaten uit het programma. In totaal zijn afgelopen jaar 2 onderzoeksboringen uitgevoerd.
Onderzoeksboring Oranjeoord, in Heijningen, gaf mooie inzichten, aldus Milan Brussée, geoscientist van EBN. Uit deze boring is in totaal 133,8 meter aan kernmateriaal verzameld. Met een boring van maar liefst 844 meter zijn de aardlagen Zand van Brussel en Berge onderzocht. De laag Zand van Brussel is aanwezig in grote delen van Zuidwest en Noordoost Nederland. “De hier verzamelde gegevens kunnen dus op veel andere plekken worden gebruikt om iets te zeggen over de potentie voor aardwarmte”, vertelt Brussée.
In een ander project in Bleiswijk zijn door Gaia Energy vijf putten geboord. Jurriaan Reijs vertelt erover: “De putten zijn opvolgend geboord. Zo hebben we steeds kunnen leren van elke boring en de lessen kunnen toepassen op de volgende boring.” Een ander voordeel: “Zat het even tegen, dan kon bij een andere put verder geboord worden. Zo hadden we de tijd om bijvoorbeeld andere materialen te bestellen. ‘Batch drilling’ geeft flexibiliteit”, vat hij samen.
Hoorn wil doorbreken
Aan de potentie aan duurzame warmtebronnen in de omgeving van de Noord-Hollandse Hoorn kan het haast niet liggen. Het gebied leent zich uitstekend voor geothermie. En het nabijgelegen Markermeer is bij uitstek geschikt om warmte uit oppervlaktewater te winnen. Niet voor niets gingen Robertjan Spaans en Nine Parre voor hun gemeente Hoorn voortvarend aan de slag met het programma energietransitie. Een samenwerkingsovereenkomst met HVC, de gemeente, de woningcorporatie en de netbeheerder werd getekend en de eerste buizen gingen de grond in. Allereerst was de wijk Kersenboogerd aan de beurt. Het potentieel aan woningen dat kan worden aangesloten volgens de haalbaarheidsstudie: 12.500. Het minimale aantal woningen wat aangesloten moet worden om aardwarmte haalbaar te maken is 6.000. Spaans toont een grafiek met een sterk stijgende wenslijn van aansluitingen richting de toekomst. Maar ook de vlakke lijn daaronder: de werkelijk aangesloten woningen op het warmtenet. “Het is het verschil tussen de haalbaarheidsstudie en de soms weerbarstige praktijk. En het feit dat je een van de eerste gemeenten bent”, aldus Robertjan Spaans. Een plan B is nodig om stilstand in Hoorn te voorkomen. Vandaar dat Spaans en Parre hun bestuurders tot een keuze proberen te verleiden: blijven we stilstaan, of gaan we versnellen met een doorbraak? Gelukkig zijn de bestuurders voornemens de Fast Forward knop in te drukken.
Laat de overheid een actieve rol innemen in de realisatie van geothermieprojecten, zoals dat gedaan is bij wind op zee
Michiel Kok
Corporate finance bij HVCTen tweede: de warmteketen
De succesfactoren van de warmtetransitie
De technische mogelijkheden zijn legio, de potentie aan bronnen is aanwezig. Een logische volgende vraag is dan: hoe realiseer je de warmtetransitie?
In de Rotterdamse wijk Heindijk is het gelukt een warmtenet aan te leggen en de mensen daar zouden het zo weer doen, laat Lydia Hameeteman van de gemeente Rotterdam weten. Ook in drie andere wijken wordt een warmtenet aangelegd of gaat de aanleg starten. Het kan met de juiste randvoorwaarden en een goede aanpak van de gemeente, is haar adagium. Zij had het grote voordeel dat Rotterdam daar nu zo’n beetje de laagste warmtetarieven van heel Nederland kent. Voor haar – en daarin is zij lang niet de enige op deze dag – is de betaalbaarheid van warmte dé grote bottleneck voor het al dan niet slagen van een warmtenet in de gebouwde omgeving.
Ze verklaart: de tarieven van warmte zijn zo hoog omdat een groot deel van de investeringen voor het aanleggen van de infrastructuur in het vastrecht zijn verwerkt. “Dat moet anders, bijvoorbeeld door het grootste deel deze aanlegkosten niet in het vastrecht, maar in de aansluitbijdrage te verwerken. Dát is goed te subsidiëren en zorgt voor een lager vastrecht”, stelt ze voor. Daar wordt het aanbod richting bewoners eenvoudiger, betaalbaar, en dus laagdrempeliger van.
Dorris Derksen van corporatiekoepel Aedes is blij met het praktijkvoorbeeld van Heindijk, maar ziet nog op te veel plekken in Nederland dat de warmtetransitie stilvalt. Ze vreest: “Als het nu niet gebeurt, dan gebeurt het misschien nooit meer. We verliezen momentum als particulieren voor andere opties gaan kiezen”, aldus Derksen.
Het stroeve verloop ligt ook aan de manier waarop warmte op dit moment aan de burger wordt verkocht, denkt Joris Wijnhoven (NVDE). De vergelijking met de huidige prijs van gas is snel gemaakt. Terwijl je ook kunt redeneren over de as van stabiliteit: “Een collectieve warmteprijs is voor de langere termijn veel stabieler dan die van gas.” Wendy Dubbeld van Stichting Warmtenetwerk onderschrijft dit: “Voor het imago van warmte hebben we nog een wereld te winnen. Verhalen van blije mensen, en die zijn er echt, blijven onderbelicht.” Luc Brugman van HVC onderschrijft dit, terwijl hij aangeeft dat we nog vol in transitie zijn. Om de ambitieuze doelen te kunnen gaan halen is een programmatische aanpak van de warmtetransitie hard nodig.
Volgens Harold Lever van Bouwend Nederland zit de kracht van de warmtetransitie vooral in het voorbeeld bij de buren. “Wanneer je ziet dat iets bij de buurman werkt – en dat geldt ook op gemeentelijk niveau – ben je eerder geneigd dit goede voorbeeld te volgen.” Lever waarschuwt voor het weglekken van kennis uit de sector als die te lang stil blijft staan. De warmtetransitie vraagt om een lange adem. Wanneer professionals, die jaren hebben gedaan om kennis te verwerven en hun netwerk op te bouwen, de warmtesector zouden verlaten, kun je weer opnieuw beginnen, voorziet hij.
Aan Pieter Poelje van Kingspan zal het in ieder geval niet liggen. “Als je de toeleveranciers in de keten wat meer voorspelbaarheid biedt, zijn de kosten in de keten op dit moment nog eenvoudig te reduceren door ze vroegtijdig te betrekken en samen te werken aan standaardisatie.”
Als het nu niet gebeurt, dan gebeurt het misschien nooit meer. We verliezen momentum als particulieren voor andere opties gaan kiezen
Dorris Derksen
Senior belangenbehartiger AedesVia rapport nMiek de noodklok voor Zuid-Holland
Voor de Provincie Zuid-Holland is het menens. Na vijf jaar vol inspanningen na het sluiten van het Klimaatakkoord is collectieve warmte nog niet van de grond gekomen en nemen de maatschappelijke kosten van deze stilstand op den duur alleen maar toe. Tijd voor de spreekwoordelijke noodklok. Tjerk Wagenaar was als onafhankelijk kwartiermaker verantwoordelijk voor het opgestelde nMiek-rapport, gemaakt in opdracht van de nMIEK stuurgroep en de bestuurders uit Zuid-Holland. Daarin zijn voorstellen gedaan om de collectieve warmtetransitie in de provincie vlot te trekken.
Hij geeft aan dat collectieve duurzame warmtebronnen in 2040/50 bijna 10% van onze energievoorziening zullen zijn. Om dit voor Zuid-Holland te realiseren, is tot 20245 in totaal zo’n 12 miljard euro aan subsidie en 40 miljard euro aan investeringen nodig om zes tot zeven netten en een veelvoud aan kleine netten te realiseren. Onder andere de glastuinbouw en de woningbouwcorporaties willen snel over op een duurzame energievoorziening: er zullen (publieke) warmtebedrijven moeten worden opgezet, de geothermiesector zal versnelling nodig hebben en er is voldoende capaciteit nodig bij bouw- en installatiebedrijven. Dit vraagt om een doorbraak voor de zomer 2025 met publieke regie in clusters, dekking van de onrendabele top en behandeling van de Wcw. Het rapport adviseert ook een vorm van nationale coördinatie om de betrokken private en publieke partijen goed samen te laten werken in deze majeure transformatie.
Om de adviezen uit het rapport te realiseren, moet op verschillende borden – gemeente, provincie én Rijk – worden geschaakt, én worden samengewerkt. Dit lijkt al de eerste vruchten af te werpen. Zo zegt Anne Melchers van het ministerie van Klimaat en Groene Groei: “Het urgentiebesef voor collectieve warmte is sterk toegenomen, wat de samenwerking sterker maakt. Dat is ontzettend positief.” Lies van der Pol van de RES Holland Rijnland is het daarmee eens: “We zijn bezig om het warmtesysteem te optimaliseren. Door schaal te creëren, worden bronnen gedeeld en infrastructuur programmatisch aangelegd. Dit zorgt voor lagere kosten.” En ook voor Joey Reedijk van Energietransitie Drechtsteden is samenwerking een belangrijke voorwaarde: “Je streeft naar een robuust warmtesysteem. Daarvoor zal de samenwerking én het kennisniveau ook robuust moeten zijn.”
Warmtenetten leggen zichzelf niet aan
Om warmte naar woningen te transporteren, zijn warmtenetten nodig. De gebouwde omgeving moet hiervoor worden ingedeeld in zogenoemde ‘warmtekavels’. Geert Olthuis van het ministerie van Klimaat en Groene Groei ziet voor gemeenten een taak weggelegd om zo’n warmtekavel goed in te richten. Hij schetst de voordelen die een grootschalige warmtekavel kan hebben.
In de gemeente Enschede is hier al ervaring mee opgedaan. Ed van ’t Erve van de gemeente Enschede werkte samen met de gemeente Borne en Hengelo. Een groot gebied dus. “Eén groot warmtekavel inderdaad”, legt hij uit. “Het voordeel daarvan is dat de prijs voor iedereen binnen dit kavel hetzelfde is. Ten tweede is een grote schaal nodig voor een sluitende businesscase. Als laatste maakt een groot warmtekavel een robuuste organisatie mogelijk, die ook tegenvallers kan opvangen.” Van ’t Erve benadrukt wel dat de handen ervoor uit de mouwen moeten: “Warmtenetten leggen zichzelf niet aan, daar heb je actie voor nodig.” Goed om te weten is dat het NPLW in het eerste kwartaal van 2025 een Handreiking Kavelsystematiek publiceert.
Je streeft naar een robuust warmtesysteem. Daarvoor zal de samenwerking én het kennisniveau ook robuust moeten zijn
Joey Reedijk
Programmamanager Energietransitie DrechtstedenTen derde: de vraag naar warmte
Hoe bewoners te verleiden
Alle ontwikkelingen vallen of staan met een duidelijke vraag naar warmte, het liefst naar duurzame warmte. Met andere woorden: bewoners moeten openstaan voor een overstap. Astrid Martens en Kees Vringer van Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) gingen via hun onderzoek ‘Aardgasvrij: een goed idee, maar…’ op zoek naar wat burgers vinden van de overgang naar aardgasvrij en hoe het is gesteld met hun vertrouwen.
Over het algemeen onderkennen burgers de klimaatproblematiek wel degelijk, maar het vertrouwen in de overheid om ze in die overgang te begeleiden blijkt laag. Ook tegenover commerciële partijen staan burgers sceptisch. Uit het onderzoek blijkt eveneens dat bewoners graag keuzevrijheid hebben, en dat de overstap naar aardgasvrij betaalbaar moet blijven. Betaalbaarheid gaat niet alleen over de maandlasten, maar ook over hoe eerlijk de kosten zijn verdeeld. Zo’n overstap is heel ingrijpend, laat Vringer weten: “Je komt echt over de drempel bij bewoners. Je moet bewoners er iets van laten vinden, anders gaat het stokken en wordt alles nog moeizamer dan het al gaat.” Dat is een precair spel, weet collega-onderzoeker Astrid Martens: “Je kunt nu eenmaal niet iedereen tevreden te stellen. Het gaat erom: wat vinden mensen belangrijk, wat stemt overeen met hun normen en waarden en wat is dan een goed beleid?”
Leren van Klapwijk
Klapwijk is een wijk in Pijnacker-Nootdorp die haast uitsluitend bestaat uit koopwoningen. Ook hier wilde de gemeente, samen met onder andere HVC aan de slag met het aanleggen van een warmtenet. Helaas stemde slechts 23% van de bewoners voor het warmtenet, terwijl 50% nodig was om te gaan starten. Het project is uiteindelijk niet van de grond gekomen. Wel is veel geleerd van het proces.
Zo is ontzettend veel tijd en aandacht besteed aan bewonersparticipatie en transparante communicatie. Alle bewoners werden bereikt, mede dankzij de samenwerking met Belangenvereniging Warm Klapwijk. Samen met HVC speelde deze vereniging een actieve rol in het proces, inclusief de selectie van projectpartners.
Er werd een menukaart opgesteld met verschillende prijzen, waarmee bewoners de mogelijkheid kregen een offerte op maat aan te vragen. De gemiddelde kosten van de overstap bedroegen 6.800 euro. En dat was meteen het grootste struikelblok; bewoners vonden het bedrag te hoog. 80% van de mensen die het aanbod afsloegen, zouden wel meedoen als de kosten lager waren. Erik Schuurmans van HVC: “Het overgrote deel van de mensen redeneert: wat gaat het mij nu kosten en wat gaat het mij volgend jaar kosten? Op basis daarvan maken mensen een afweging.”
Zijn lessen voor andere consortia die met een dergelijk project met particulieren aan de slag gaat zijn legio. Belangrijk is om vroegtijdig en zorgvuldig de participatie met bewoners in te richten, en dan puur op de onderwerpen waar mensen invloed op hebben. En ook: onderhandelen met een representatieve groep bewoners bleek een stuk effectiever dan met de hele wijk. En drie: het kost echt tijd om mensen zo op te leiden dat ze kunnen meepraten over het onderwerp. Wat Schuurmans ook opviel was hoe persoonlijk het ook vaak werd: “Je komt achter de voordeur bij bewoners om daadwerkelijk aan de keukentafel te zitten en te horen wat er speelt. Dit geeft een extra lading die ik niet eerder gewend was.”
Startmotor: Corporatiewoningen aansluiten op warmtenet
Bewoners van koopwoningen verleiden om over te stappen op een warmtenet blijkt uitdagend. Maar hoe zit dit bij corporatiebezit? Na het sluiten van het Klimaatakkoord in 2019 is onder de noemer Startmotor gestart met het versneld aansluiten van huurwoningen op warmtenetten. In eerste instantie leek het gunstig, want warmte was goedkoper dan gas. Later kantelde dat. Dorris Derksen van corporatiekoepel Aedes ziet nog op te veel plekken in Nederland dat de warmtetransitie stilvalt. Terwijl zeker corporatiewoningen, die zij via Aedes vertegenwoordigt, bij uitstek geschikt zijn voor een aansluiting op een warmtenet. “Ik ben bang dat we over tien jaar zeggen; hadden we toen maar voor een warmtenet gekozen.”
Volgens Derksen hebben we op dit moment geen goed verhaal richting huurders: “Je kunt wel zeggen dat een warmtenet op de langere termijn de beste en meest voordelige optie is. Maar die huurder moet deze maand zijn huur betalen! De betaalbaarheid is op dit moment niet geborgd.” Derksen is blij dat de betaalbaarheid nu nadrukkelijker op de agenda staat, ook bij het Rijk. Binnen de Stimuleringsregeling aardgasvrije huurwoningen (SAH) wordt nu ook gekeken naar hoe een gedeelte van het vastrecht kan worden gesubsidieerd, goed nieuws.
We moeten nu snelheid houden en blijven werken aan het vertrouwen van bewoners in duurzame warmte
Maaike Zwart
Wethouder gemeente DelftOmgaan met slechte pers
Over nieuws gesproken. Woningcorporaties Woonwaarts uit Nijmegen en Woonplus uit Schiedam hebben de afgelopen jaren alles op alles gezet om respectievelijk de wijken Dukenburg en Groenoord aan te sluiten op een warmtenet. Directeur-bestuurder Antoine Pekel verklapt: “Helaas hebben we stekker uit een project met de eerste 200 woningen moeten trekken, omdat bewoners elkaar letterlijk in de haren vlogen.”
Met zijn corporatie had Pekel de transitie zorgvuldig voorbereid en de bewoners betrokken, met laagdrempelige filmpjes en voldoende inspraakmomenten. En een duidelijk financieel aanbod. De beoogde meerderheid was voor de aansluiting op het warmtenet. Maar toen. “Toen begon een aantal raadsleden in hun standpunt te schuiven, en kwamen er negatieve artikelen in de lokale krant”, weet Pekel nog. Het bleek het eerste project zodanig te schaden, dat het niet meer door kon gaan. “Belangrijk is dat een wethouder achter de warmtetransitie blijft staan. Dat de gemeente haar nek uit blijft steken”, laat Antoine Pekel weten. Gelukkig is dat in zijn gemeente het geval en worden, ondanks deze ervaringen, de eerste leidingen voor een warmtenet gelegd, met als doel in totaal zo’n 1.700 woningeenheden aan te sluiten. “Grote uitdaging blijft om onze huurders aangehaakt te houden.”
Een vergelijkbare ervaring heeft Annemarie Nolson van de Schiedamse woningcorporatie Woonplus. Na een samenwerkingsovereenkomst met de gemeente in 2020 begon de corporatie met ‘woonlastenneutraal’ aardgasvrij maken van de portiekflats in Groenoord. “We waren superblij en wilden starten.” Maar er ontstond weerstand in de eerste flat waar de corporatie de start gepland had. “We hebben naar de kritiek geluisterd, en onze aanpak aangepast.” Haar les: juist op complexniveau kijken wat er nodig is. “En chocolaatjes meenemen voor de bewoners, want sfeer is belangrijk.” De eerste flat in Groenoord heeft Woonplus nu even links laten liggen. Dát is ook de warmtetransitie: als het bij de ene flat even niet lukt om een aansluiting op een warmtenet te realiseren, dan op naar de volgende! Nolson: “En daar lukt het wel!”
Nog twee keer Fast Forward
Na een wervelstorm aan kennis en inspiratie, valkuilen, succesverhalen, tips en metaforen over spreeuwen, Sifan Hassan en Disneyfiguren bereikt de Dag van de Warmtetransitie in TivoliVredenburg het einde van de middag. De medewerkers bij de garderobe hebben tussentijds nauwelijks een jas van een vertrekkende gast hoeven te pakken. De grote zaal, Herz, zit nagenoeg net zo vol als aan het begin van deze dag. Nog twee keer wordt er op de Fast Forward-knop van de warmtetransitie gedrukt.
Casus Delft: vertrouwen is de basis
Door duurzaamheidswethouder Maaike Zwart van de gemeente Delft bijvoorbeeld. Want wie zich in de warmtesector roert, kent onmiskenbaar dit Delftse lichtende voorbeeld: de geothermiebron op de campus van TU Delft en de aanleg van een warmtenet in een deel van Delft.
Zwart legt uit dat de energietransitie een van de drie strategische pijlers is van de gemeente Delft. De gemeente wil de stad in beweging brengen, met onder andere duurzaamheidssubsidies, een aanpak van de energiearmoede en een aanpak op isoleren. De gemeente wil het technisch mogelijk maken, zodat er warmtenetten kunnen worden aangelegd bijvoorbeeld. En ten derde heeft de gemeente een aanpak op warmte-uitvoeringsplannen, volgens de wethouder hét instrument om wijk voor wijk met bewoners in gesprek te gaan over de warmtetransitie. Maaike Zwart vond het even spannend toen de Rekenkamer bij de gemeente Delft langskwam voor een onderzoek naar deze gemeentelijke strategische pijler. Maar dat bleek niet nodig. “De Rekenkamer was positief.” Wat de Rekenkamer waardeerde, waren de volgende twee punten:
Delft ging integraal te werk. “We gaan in gesprek over afval, parkeren, de openbare ruimte, veiligheid en ja, ook over duurzaamheid”, vertelt Zwart. “Zo hebben bewoners de ruimte om te praten over waar zij het over willen hebben. En wij hebben de kans om over de warmtetransitie en de aanleg van het warmtenet in gesprek te gaan.”
Ten tweede is de gemeente met veel betrokken bewoners in contact gekomen, via allerlei verschillende methodes. “Dat vond de Rekenkamer heel goed. Alleen, waarschuwden ze: hou dat maar eens vol. En dat klopt; het is superintensief!”
Na de kerst gaat de schop de grond in voor de aanleg van het warmtenet. “Daar ben ik blij mee, en trots op.” Het is een reis van inmiddels meer dan zeven jaar, waarin de stad een aantal dingen leerde.
“Vertrouwen is de basis”, stelt ze ten eerste. Daar kwam vooral naar voren toen de twee consortia (die van de warmtebron en van het warmtenet) samensmolten. Maaike Zwart: “Het zijn uiteenlopende partijen. Je hebt elkaar keihard nodig om dit proces samen te laten slagen.”
Naast de goede samenwerking is transparantie in alles wat je met elkaar afspreekt van groot belang. Wat je nodig hebt is een businesscase waar iedereen inzicht in heeft. Het was ook niet gelukt als we niet de gewenste subsidies van het rijk hadden gekregen. We hebben geluk in Delft dat we gebruik kunnen maken van een lokale aardwarmtebron. En de fysieke omstandigheden van een wijk moeten zich lenen vo or de aanleg van een warmtenet. Hoe hoger de dichtheid van de woningen hoe beter.
In deze fase gaat het om 6.000 met name sociale woningen en dat is nog maar de eerste fase in Delft, realiseert Maaike Zwart zich. De volgende fase gaat om 10.000 woningen, van particulieren. Deur voor deur. Een nóg intensiever traject staat aan de vooravond. “We moeten nu snelheid houden en blijven werken aan het vertrouwen van bewoners in duurzame warmte.” Tot slot: “Dat vraagt om wetten die zonder vertraging worden aangenomen (het nieuwtje uit Den Haag over de Wgiw wordt warm verwelkomd) en om een eenvoudiger subsidiesysteem. Want we hebben subsidies nodig.”
Warmtebod: an offer you can’t refuse
Tot slot roept Teun Bokhoven, onder andere vanuit het Uitvoeringsoverleg Klimaatakkoord gebouwde Omgeving op tot Fast Forward. Hij heeft, samen met Kees Vendrik van het Nationaal Klimaat Platform en een brede alliantie van gemeenten en andere partijen hiervoor een bod ontwikkeld. An offer you can’t refuse haast. Het warmtebod.
Dat is niet voor niets: “Gemeenten hebben intenties, maar veel plannen voor warmtenetten stranden. Met dit tempo halen we de doelstellingen niet”, stelt Bokhoven. In de loop van dit jaar stagneerde de ontwikkeling van warmtenetten. Terwijl juist, in deze fase van de transitie, nu veel wetgeving is voorbereid en plannen gemaakt, de transitie zou moeten versnellen. “Verlies niet de moed als het tegenzit.”
Bokhoven: “Als we sleutelen aan het vertrouwen dat is zoekgeraakt tussen de eindgebruiker en het warmtebedrijf? Als de complexiteit aan subsidieregels wordt teruggebracht? En als warmtebedrijven meer zekerheden krijgen en zodoende de kosten over de langere termijn kunnen dalen, onder andere door standaardisatie?” Als die randvoorwaarden goed worden ingevuld, neemt het vertrouwen onder gemeenten ook weer toe en komen warmtenetten sterker terug in de Warmteprogramma’s.
En tot slot: wat als het merendeel van de gemeenten en andere spelers in de warmtesector deze uitgangspunten onderschrijft? “Dan zou de inhoud van dit warmtebod best eens in de voorjaarsnota kunnen landen”, voorspelt Bokhoven. “En dan wordt 2025 een zeer interessant jaar voor de warmtetransitie in Nederland.”