Home Over EBN Klokkenluidersregeling
Home Over EBN Klokkenluidersregeling

Klokkenluidersregeling

Toelichting

In deze regeling wordt het begrip werknemer gebruikt. In artikel 1 onder a wordt dit begrip gedefinieerd. Hieronder vallen alle personen die arbeid voor EBN hebben verricht, dus naast de EBN medewerkers (werknemers) ook bijvoorbeeld zzp’ers, leveranciers, stagiaires, sollicitanten en voormalige EBN medewerkers.

Artikel 1. Begripsbepalingen

  1. In deze regeling wordt verstaan onder:
    a. werknemer: degene die krachtens arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht of publiekrechtelijke aanstelling arbeid verricht of heeft verricht dan wel degene die anders dan uit dienstbetrekking arbeid verricht of heeft verricht (zoals zzp’ers, leveranciers, stagiaires, sollicitanten en voormalige werknemers);
    b. EBN: EBN B.V., de werkgever die krachtens arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht arbeid laat verrichten of heeft laten verrichten dan wel anders dan uit dienstbetrekking arbeid laat verrichten of heeft laten verrichten;
    c. vermoeden van een misstand: het vermoeden van een werknemer, dat binnen de organisatie waarin hij werkt of heeft gewerkt of bij een andere organisatie indien hij door zijn werkzaamheden met die organisatie in aanraking is gekomen, sprake is van een misstand voor zover
    1: het vermoeden gebaseerd is op redelijke gronden, die voortvloeien uit de kennis die de werknemer bij EBN heeft opgedaan of voortvloeien uit de kennis die de werknemer heeft gekregen door zijn werkzaamheden bij een ander bedrijf of een andere organisatie, en
    2: het maatschappelijk belang in het geding is bij:
    i. de (dreigende) schending van een wettelijk voorschrift, waaronder een (dreigend) strafbaar feit,
    ii. een (dreigend) gevaar voor de volksgezondheid,
    iii. een (dreigend) gevaar voor de veiligheid van personen,
    iv. een (dreigend) gevaar voor de aantasting van het milieu,
    v. een (dreigend) gevaar voor het goed functioneren van de organisatie als gevolg van een onbehoorlijke wijze van handelen of nalaten,
    vi. een (dreigende) schending van andere regels dan een wettelijk voorschrift,
    vii. een (dreigende) verspilling van overheidsgeld,
    viii. (een dreiging van) het bewust achterhouden, vernietigen of manipuleren van informatie over de onder i t/m vii hierboven genoemde feiten;
    d. adviseur: een persoon die door een werknemer in vertrouwen wordt geraadpleegd over een vermoeden van een misstand;
    e. vertrouwenspersoon: degene die zijn aangewezen om als zodanig voor de organisatie van EBN te fungeren;
    f. afdeling advies van het Huis voor Klokkenluiders: de afdeling advies van het Huis, bedoeld in artikel 3a, lid 2, Wet bescherming klokkenluiders;
    g. melding: de melding van een vermoeden van een misstand op grond van deze regeling;
    h. melder: de werknemer die een vermoeden van een misstand heeft gemeld op grond van deze regeling;
    i. hoogste leidinggevende: het orgaan of de persoon die de dagelijkse leiding heeft over de organisatie van EBN, de bestuurder van EBN B.V. (CEO);
    j. intern toezichtsorgaan: het orgaan dat binnen de organisatie van EBN toezicht houdt op de hoogst leidinggevende, de raad van commissarissen van EBN B.V.;
    k. hoogste verantwoordelijke: het interne toezichtsorgaan, de raad van commissarissen van EBN B.V.;
    l. onderzoekers: degenen aan wie de hoogste leidinggevende het onderzoek naar de misstand opdraagt;
    m. afdeling onderzoek van het Huis voor Klokkenluiders: de afdeling onderzoek van het Huis, bedoeld in artikel 3a, lid 3, Wet bescherming klokkenluiders.
  2. Daar waar in deze regeling de hij-vorm wordt gebruikt, dient mede de zij-vorm te worden gelezen.

Artikel 2. Informatie, advies en ondersteuning voor de werknemer

  1. Een werknemer kan een adviseur in vertrouwen raadplegen over een vermoeden van een misstand.
  2. In overeenstemming met lid 1 kan de werknemer de vertrouwenspersoon verzoeken om informatie, advies en ondersteuning inzake het vermoeden van een misstand.
  3. In overeenstemming met lid 1 kan de werknemer ook de afdeling advies van het Huis voor Klokkenluiders verzoeken om informatie, advies en ondersteuning inzake het vermoeden van een misstand.

Artikel 3. Interne melding door een werknemer van EBN

  1. Een werknemer met een vermoeden van een misstand binnen de organisatie van EBN kan daarvan melding doen bij iedere leidinggevende die binnen de organisatie hiërarchisch een hogere positie bekleedt dan hij. Indien de werknemer een redelijk vermoeden heeft dat de hoogste leidinggevende bij de vermoede misstand betrokken is, kan hij de melding ook bij het interne toezichtsorgaan doen. In dat geval dient in deze regeling voor ‘de hoogste leidinggevende’ verder ‘het interne toezichtsorgaan’ te worden gelezen.
  2. De werknemer kan het vermoeden van een misstand binnen de organisatie van EBN ook melden via de vertrouwenspersoon. De vertrouwenspersoon stuurt de melding, in overleg met de werknemer, door naar een leidinggevende als bedoeld in het vorige lid, respectievelijk het interne toezichtsorgaan.
  3. De werknemer krijgt zo spoedig mogelijk een schriftelijke bevestiging van ontvangst van de melding, doch uiterlijk binnen zeven dagen na ontvangst van de melding.

Artikel 4. Interne melding door een werknemer van een andere organisatie

  1. Een werknemer van een andere organisatie die door zijn werkzaamheden met de organisatie van EBN in aanraking is gekomen en een vermoeden heeft van een misstand binnen de organisatie van EBN, kan daarvan melding doen bij iedere leidinggevende die binnen de organisatie van EBN hiërarchisch een gelijke of een hogere positie bekleedt dan hij. Indien de werknemer van een andere organisatie een redelijk vermoeden heeft dat de hoogste leidinggevende bij de vermoede misstand betrokken is, kan hij de melding ook bij het interne toezichtsorgaan doen. In dat geval dient in deze regeling voor ‘de hoogste leidinggevende’ verder ‘het interne toezichtsorgaan’ te worden gelezen.
  2. De werknemer van een andere organisatie als bedoeld in het vorige lid kan het vermoeden van een misstand binnen de organisatie van EBN ook melden via de vertrouwenspersoon. De vertrouwenspersoon stuurt de melding, in overleg met de werknemer, door naar een leidinggevende als bedoeld in het vorige lid, respectievelijk het interne toezichtsorgaan.
  3. De werknemer krijgt zo spoedig mogelijk een schriftelijke bevestiging van ontvangst van de melding, doch uiterlijk binnen zeven dagen na die ontvangst.

Artikel 5. Bescherming van de melder tegen benadeling

  1. EBN zal de melder niet benadelen in verband met het melden van een vermoeden van een misstand bij EBN, een bevoegde autoriteit als bedoeld in artikel 14 lid 3 of in verband met openbaarmaking onder de omstandigheden als bedoeld in artikel 14 lid 5.
  2. Onder benadeling als bedoeld in lid 1 wordt in ieder geval verstaan het nemen van een benadelende maatregel, zoals:
    a. Schorsing, ontslag of soortgelijke maatregelen;
    b. degradatie of het onthouden van bevordering;
    c. overdracht van taken, verandering van locatie van de arbeidsplaats, loonsverlaging, verandering van de werktijden, benoeming in een andere functie;
    d. het onthouden van opleiding;
    e. een negatieve prestatiebeoordeling of arbeidsreferentie;
    f. het opleggen of toepassen van een disciplinaire maatregel, berisping of andere sanctie, zoals een financiële sanctie;
    g. dwang, intimidatie, pesterijen en uitsluiting;
    h. discriminatie, nadelige of ongelijke behandeling;
    i. niet-omzetting van een tijdelijk dienstverband in een dienstverband voor onbepaalde tijd, in het geval de werknemer de gerechtvaardigde verwachting had dat hem een dienstverband voor onbepaalde tijd zou worden aangeboden;
    j. niet-verlenging of vroegtijdige beëindiging van een tijdelijk dienstverband;
    k. het afwijzen van een verzoek;
    l. het niet accepteren van een ziekmelding of de werknemer als ziek geregistreerd laten;
    m. schade, met inbegrip van reputatieschade, met name op sociale media, of financieel nadeel, met inbegrip van omzetderving en inkomstenderving;
    n. opname op een zwarte lijst op basis van een informele of formele overeenkomst voor een hele sector of bedrijfstak, waardoor de melder geen baan meer kan vinden in de sector of de bedrijfstak;
    o. vroegtijdige beëindiging of opzegging van een contract voor de levering van goederen of diensten;
    p. intrekking van een licentie of vergunning;
    q. psychiatrische of medische verwijzingen.
  3. Van benadeling als bedoeld in lid 1 is ook sprake als een redelijke grond aanwezig is om de melder aan te spreken op zijn functioneren of een benadelende maatregel als bedoeld in lid 2 jegens hem te nemen, maar de maatregel die EBN neemt niet in redelijke verhouding staat tot die grond.
  4. Indien EBN jegens de melder binnen afzienbare tijd na het doen van een melding overgaat tot het nemen van een benadelende maatregel als bedoeld in lid 2, motiveert EBN waarom EBN deze maatregel nodig acht en dat deze maatregel geen verband houdt met het melden van een vermoeden van een misstand.
  5. EBN draagt er zorg voor dat leidinggevenden en collega’s van de melder zich onthouden van iedere vorm van benadeling in verband met het melden van een vermoeden van een misstand, die het professioneel of persoonlijk functioneren van de melder belemmert. Hieronder wordt in ieder geval verstaan:
    a. het pesten, negeren en uitsluiten van de melder;
    b. het maken van ongefundeerde of buitenproportionele verwijten ten aanzien van het functioneren van de melder;
    c. het feitelijk opleggen van een onderzoeks-, spreek-, werkplek- en/of contactverbod aan de melder of collega’s van de melder, op welke wijze dan ook geformuleerd;
    d. het intimideren van de melder door te dreigen met bepaalde maatregelen of gedragingen als hij zijn melding doorzet.
  6. EBN spreekt werknemers die zich schuldig maken aan benadeling van de melder daarop aan en kan hen een waarschuwing of een disciplinaire maatregel opleggen.
  7. EBN stelt aan de werknemers schriftelijk of elektronisch informatie beschikbaar over hun rechtsbescherming bij het melden van een vermoeden van een misstand.

Artikel 6. Het tegengaan van benadeling van de melder

  1. De op de voet van artikel 9 lid 6 aangewezen contactpersoon bespreekt onverwijld, samen met de melder, welke risico’s op benadeling aanwezig zijn, op welke wijze die risico’s kunnen worden verminderd en wat de werknemer kan doen als hij van mening is dat sprake is van benadeling. De contactpersoon draagt zorg voor een schriftelijke vaststelling hiervan, en legt deze vastlegging ter goedkeuring en ondertekening voor aan de melder. De melder ontvangt hiervan een afschrift.
  2. Indien de melder van mening is dat sprake is van benadeling, kan hij dat onverwijld bespreken met de contactpersoon. De contactpersoon en de melder bespreken ook welke maatregelen genomen kunnen worden om benadeling tegen te gaan. De con tactpersoon draagt zorg voor een schriftelijke vaststelling hiervan en legt deze vastlegging ter goedkeuring en ondertekening voor aan de melder. De contactpersoon stuurt het verslag onverwijld door aan de hoogste leidinggevende. De melder ontvangt hier van een afschrift.
  3. De hoogste leidinggevende draagt er zorg voor dat maatregelen die nodig zijn om benadeling tegen te gaan worden genomen.

Artikel 7. Bescherming van andere betrokkenen tegen benadeling

  1. EBN zal de adviseur die in dienst is van EBN niet benadelen vanwege het fungeren als adviseur van de melder.
  2. EBN zal de vertrouwenspersoon niet benadelen vanwege het uitoefenen van de in deze regeling beschreven taken.
  3. EBN zal de contactpersoon niet benadelen vanwege het uitoefenen van de in deze regeling beschreven taken
  4. EBN zal de onderzoekers die in dienst zijn van EBN niet benadelen vanwege het uitoefenen van de in deze regeling beschreven taken.
  5. EBN zal een werknemer die wordt gehoord door de onderzoekers niet benadelen in verband met het afleggen van een verklaring.
  6. EBN zal een werknemer niet benadelen in verband met het door hem aan de onderzoekers verstrekken van documenten die naar zijn redelijk oordeel van belang zijn voor het onderzoek.
  7. EBN zal familieleden van de melder niet benadelen vanwege de melding.
  8. Op benadeling van de in lid 1 t/m 7 bedoelde personen is artikel 5 lid 2 t/m 6 van overeenkomstige toepassing.

Artikel 8. Vertrouwelijke omgang met de melding en de identiteit van de melder

  1. EBN draagt er zorg voor dat de informatie over de melding zodanig wordt bewaard dat deze fysiek en digitaal alleen toegankelijk is voor diegenen die bij de behandeling van deze melding betrokken zijn.
  2. Al diegenen die bij de behandeling van een melding betrokken zijn, maken de identiteit van de melder niet bekend tenzij op uitdrukkelijk en schriftelijk verzoek van de melder en gaan met de informatie over de melding vertrouwelijk om.
  3. Indien het vermoeden van een misstand is gemeld via de vertrouwenspersoon en de melder geen toestemming heeft gegeven zijn identiteit bekend te maken, wordt alle correspondentie over de melding verstuurd aan de vertrouwenspersoon en stuurt de vertrouwenspersoon dit onverwijld door aan de melder.
  4. Al diegenen die bij de behandeling van een melding betrokken zijn, maken de identiteit van de adviseur niet bekend tenzij op uitdrukkelijk en schriftelijk verzoek van de melder en de adviseur.
  5. Al diegenen die bij de behandeling van een melding betrokken zijn maken de identiteit van al diegenen die bij de melding betrokken zijn alsmede die van diegenen op wie de melding betrekking heeft evenmin bekend.

Artikel 9. Vastlegging, doorsturen en ontvangstbevestiging van de interne melding

  1. Indien de werknemer de melding van een vermoeden van een misstand mondeling bij een leidinggevende doet of een schriftelijke melding van een mondelinge toelichting voorziet, draagt deze leidinggevende, in overleg met de melder, zorg voor een schriftelijke vaststelling hiervan, en legt deze vastlegging ter goedkeuring en ondertekening voor aan de melder. De melder ontvangt hiervan een afschrift.
  2. Indien de werknemer de melding van een vermoeden van een misstand mondeling via de vertrouwenspersoon doet of een schriftelijke melding van een mondelinge toelichting voorziet, draagt deze vertrouwenspersoon, in overleg met de melder, zorg voor een schriftelijke vaststelling hiervan, en legt deze vastlegging ter goedkeuring en ondertekening voor aan de melder. De melder ontvangt hiervan een afschrift.
  3. De leidinggevende bij wie de melding is gedaan, stuurt de melding onverwijld door aan de hoogste leidinggevende binnen de organisatie van EBN.
  4. Indien de melder of de leidinggevende bij wie de melding is gedaan een redelijk vermoeden heeft dat de hoogste leidinggevende bij de vermoede misstand betrokken is, stuurt de leidinggevende de melding onverwijld door aan het interne toezichtsorgaan binnen de organisatie van EBN. In dat geval dient in deze regeling voor “de hoogste leidinggevende” verder “het interne toezichtsorgaan” te worden gelezen.
  5. De hoogste leidinggevende stuurt de melder onverwijld een bevestiging dat de melding is ontvangen. De ontvangstbevestiging bevat in ieder geval een zakelijke beschrijving van de melding, de datum waarop deze is ontvangen en een afschrift van de melding.
  6. Na ontvangst van de melding wijst de hoogste leidinggevende, in overleg met de melder, onverwijld een contactpersoon aan met het oog op het tegengaan van benadeling.

Artikel 10. Behandeling van de interne melding door EBN

  1. De hoogste leidinggevende stelt een onderzoek in naar het gemelde vermoeden van een misstand, tenzij:
    a. het vermoeden naar zijn oordeel niet gebaseerd is op redelijke gronden, of
    b. op voorhand duidelijk is dat het gemelde geen betrekking heeft op een vermoeden van een misstand.
  2. Indien de hoogste leidinggevende besluit geen onderzoek in te stellen, informeert de hoogste leidinggevende de melder daar binnen twee weken na de interne melding schriftelijk over. Daarbij wordt tevens aangegeven op grond waarvan de hoogste leidinggevende van oordeel is dat het vermoeden niet gebaseerd is op redelijke gronden, of dat op voorhand duidelijk is dat het gemelde geen betrekking heeft op een vermoeden van een misstand. Indien het gemelde geen betrekking heeft op een vermoeden van een misstand wordt tevens aangegeven waar de melder zijn melding kan doen.
  3. De hoogste leidinggevende beoordeelt of een bevoegde autoriteit als bedoeld in artikel 14 lid 3 van de interne melding van een vermoeden van een misstand op de hoogte moet worden gebracht. Indien EBN een bevoegde autoriteit op de hoogte stelt, stuurt de hoogste leidinggevende de melder hiervan een afschrift, tenzij hiertegen ernstige bezwaren bestaan.
  4. De hoogste leidinggevende draagt het onderzoek op aan onderzoekers die onafhankelijk en onpartijdig zijn, en laat het onderzoek in ieder geval niet uitvoeren door personen die mogelijk betrokken zijn of zijn geweest bij de vermoede misstand.
  5. De hoogste leidinggevende informeert de melder onverwijld schriftelijk dat een onderzoek is ingesteld en door wie het onderzoek wordt uitgevoerd. De hoogst leidinggevende stuurt de melder daarbij een afschrift van de onderzoeksopdracht, tenzij hiertegen ernstige bezwaren bestaan.
  6. De hoogste leidinggevende informeert de personen op wie een melding betrekking heeft over de melding en over het op de hoogte brengen van een bevoegde autoriteit zoals bedoeld in lid 3, tenzij het onderzoeksbelang of het handhavingsbelang daardoor kunnen worden geschaad.

Artikel 11. De uitvoering van het onderzoek

  1. De onderzoekers stellen de melder in de gelegenheid te worden gehoord. De onderzoekers dragen zorg voor een schriftelijke vastlegging hiervan, en leggen deze vastlegging ter goedkeuring en ondertekening voor aan de melder. De melder ontvangt hiervan een afschrift.
  2. De onderzoekers kunnen ook anderen horen. De onderzoekers dragen zorg voor een schriftelijke vastlegging hiervan, en leggen deze vastlegging ter goedkeuring en ondertekening voor aan degene die gehoord is. Degene die gehoord is, ontvangt hiervan een afschrift.
  3. De onderzoekers kunnen binnen de organisatie van EBN alle documenten inzien en opvragen die zij voor het doen van het onderzoek redelijkerwijs nodig achten.
  4. Werknemers mogen de onderzoekers alle documenten verstrekken waarvan zij het redelijkerwijs nodig achten dat de onderzoekers daar in het kader van het onderzoek kennis van nemen.
  5. De onderzoekers stellen een concept onderzoeksrapport op en stellen de melder in de gelegenheid daar opmerkingen bij te maken, tenzij hiertegen ernstige bezwaren bestaan.
  6. De onderzoekers stellen vervolgens het onderzoeksrapport vast. Zij sturen de melder hiervan een afschrift, tenzij hiertegen ernstige bezwaren bestaan.

Artikel 12. Standpunt van EBN

  1. De hoogste leidinggevende informeert de melder binnen acht weken na de melding schriftelijk over het inhoudelijke standpunt met betrekking tot het gemelde vermoeden van een misstand. Daarbij wordt tevens aangegeven tot welke stappen de melding heeft geleid.
  2. Indien duidelijk wordt dat het standpunt niet binnen de gestelde termijn kan worden gegeven, informeert de hoogste leidinggevende de melder daar schriftelijk over. Daarbij wordt aangegeven binnen welke termijn de melder het standpunt tegemoet kan zien. De totale termijn voor afronding van het onderzoek bedraagt niet meer dan twaalf weken na ontvangst van de melding.
  3. Na afronding van het onderzoek beoordeelt de hoogste leidinggevende of een bevoegde autoriteit als bedoeld in artikel 14 lid 3 van de interne melding van een vermoeden van een misstand en van het onderzoeksrapport en het standpunt van EBN op de hoogte moet worden gebracht. Indien EBN een bevoegde autoriteit op de hoogte stelt, stuurt EBN de melder hiervan een afschrift, tenzij hiertegen ernstige bezwaren bestaan.
  4. De personen op wie de melding betrekking heeft, worden in overeenkomstige zin geïnformeerd als de melder op grond van lid 1 t/m 3, tenzij het onderzoeksbelang of het handhavingsbelang daardoor kunnen worden geschaad.

Artikel 13. Hoor en wederhoor ten aanzien van onderzoeksrapport en standpunt EBN

  1. EBN stelt de melder in de gelegenheid op het onderzoeksrapport en het standpunt van EBN te reageren.
  2. Indien de melder in reactie op het onderzoeksrapport of het standpunt van EBN onderbouwd aangeeft dat het vermoeden van een misstand niet daadwerkelijk of niet deugdelijk is onderzocht of dat in het onderzoeksrapport of het standpunt van EBN sprake is van wezenlijke onjuistheden, reageert EBN hier inhoudelijk op en stelt EBN zo nodig een nieuw of aanvullend onderzoek in. Op dit nieuwe of aanvullende onderzoek zijn de artikelen 10 t/m 13 van overeenkomstige toepassing.
  3. Indien EBN een bevoegde autoriteit als bedoeld in artikel 14 lid 3 op de hoogte brengt of heeft gebracht, stuurt EBN ook de hiervoor bedoelde reactie van de melder op het onderzoeksrapport en het standpunt van EBN aan die bevoegde autoriteit toe. De melder ontvangt hiervan een afschrift.

Artikel 14. Externe melding

  1. Na het doen van een interne melding van een vermoeden van een misstand, kan de melder een externe melding doen indien:
    a. de melder het niet eens is met het standpunt als bedoeld in artikel 12 en van oordeel is dat het vermoeden ten onrechte terzijde is gelegd;
    b. de melder geen standpunt heeft ontvangen binnen de termijn als bedoeld in artikel 12 lid 1 of lid 2.
  2. De melder kan ook direct een externe melding doen van een vermoeden van een misstand bij een bevoegde autoriteit. Hij hoeft dit niet te motiveren. Wel mag van hem worden verlangd dat hij rekening houdt met een eventueel verzoek van EBN, die daartoe de nodige randvoorwaarden heeft gecreëerd, om misstanden in elk geval ook intern te melden. Ook mag van hem worden verlangd dat hij bij een externe melding rekening houdt met het belang van EBN bij een zo gering mogelijke schade als gevolg van die melding.
  3. De melder kan de externe melding doen bij een bevoegde autoriteit die daarvoor naar het redelijk oordeel van de melder het meest in aanmerking komt. Onder bevoegde autoriteit wordt in ieder geval verstaan:
    a. een instantie die is belast met de opsporing van strafbare feiten;
    b. een instantie die is belast met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens enig wettelijk voorschrift;
    c. een andere daartoe op grond van de wet bevoegde instantie waar het vermoeden van een misstand kan worden gemeld, waaronder de afdeling onderzoek van het Huis voor Klokkenluiders.
  4. EBN stelt aan de werknemers schriftelijk of elektronisch informatie beschikbaar over de wijze waarop een vermoeden van een misstand buiten de organisatie aan een bevoegde autoriteit kan worden gemeld.
  5. De melder kan de misstand openbaar maken indien zijn eerdere – al dan niet door een interne melding voorafgegane – externe melding niets heeft opgeleverd of indien hij redelijke gronden heeft om aan te nemen dat sprake is van een dreigend of reëel gevaar voor het algemeen belang, een noodsituatie of een risico op onherstelbare schade.
  6. EBN mag een werknemer noch mondeling noch schriftelijk verbieden om een misstand extern te melden of openbaar te maken, hetzij tijdens het dienstverband hetzij bij beëindiging daarvan.

Artikel 15. Intern en extern onderzoek naar benadeling van de melder

  1. De melder die meent dat sprake is van benadeling in verband met het doen van een melding van een vermoeden van een misstand, kan de hoogste leidinggevende verzoeken om onderzoek te doen naar de wijze waarop er binnen de organisatie met hem wordt omgegaan.
  2. De artikelen 10 t/m 13 zijn van overeenkomstige toepassing.
  3. Lid 1 en 2 zijn op de in artikel 7 lid 1 t/m 6 bedoelde personen van overeenkomstige toepassing.
  4. De melder kan ook de afdeling onderzoek van het Huis voor Klokkenluiders verzoeken om een onderzoek in te stellen naar de wijze waarop EBN zich jegens hem heeft gedragen naar aanleiding van de melding van een vermoeden van een misstand.

Artikel 16. Publicatie, rapportage en evaluatie

  1. De hoogste leidinggevende draagt er zorg voor dat deze regeling wordt gepubliceerd op het intranet en openbaar wordt gemaakt op de website van EBN.
  2. De hoogste leidinggevende stelt jaarlijks een rapportage op over het beleid aangaande het omgaan met het melden van vermoedens van misstanden en de uitvoering van deze regeling. Deze rapportage bevat in ieder geval:
    a. informatie over de in het afgelopen jaar gevoerde beleid aangaande het omgaan met het melden van vermoedens van misstanden en het in het komende jaar te voeren beleid op dit vlak;
    b. informatie over het aantal meldingen en een indicatie van de aard van de meldingen, de uitkomsten van de onderzoeken en de standpunten van EBN;
    c. algemene informatie over de ervaringen met het tegengaan van benadeling van de melder;
    d. informatie over het aantal verzoeken om onderzoek naar benadeling in verband met het doen van een melding van een vermoeden van een misstand en een indicatie van de uitkomsten van de onderzoeken en de standpunten van EBN.
  3. De hoogste leidinggevende stuurt het concept voor de in het vorige lid bedoelde rapportage ter bespreking aan de ondernemingsraad, waarna dit in een overlegvergadering met de ondernemingsraad wordt besproken.
  4. De hoogste leidinggevende stelt de ondernemingsraad in de gelegenheid zijn standpunt over het beleid aangaande het omgaan met het melden van vermoedens van misstanden, de uitvoering van deze regeling, en de rapportage kenbaar te maken. De hoogste leidinggevende draagt zorg voor verwerking van het standpunt van de ondernemingsraad in de rapportage, en legt deze verwerking ter goedkeuring aan de ondernemingsraad voor.

Artikel 17. Inwerkingtreding regeling en intrekking vigerende regeling

  1. Deze regeling treedt in werking op 17 december 2023.
  2. Deze regeling wordt aangehaald als de regeling voor het omgaan met het melden van een vermoeden van een misstand EBN B.V., of kortweg regeling omgaan met melden vermoeden misstand EBN B.V..
  3. De regeling Klokkenluidersregeling d.d. 19 februari 2019 wordt ingetrokken.