Warmtetransitie zet gemeenten voor scherpe keuzes
Warmte is van levensbelang voor Nederland. Van de totale energievraag in ons land wordt 40% gebruikt voor warmte. Als we straks ‘van het gas af’ zijn, blijven er grofweg twee smaken over: met all-electric warmtepompen of met collectieve warmtenetten. Ernst Japikse, voorzitter van Stichting Warmtenetwerk, en Hans Bolscher, voorzitter van Geothermie Nederland, zien grote kansen voor warmtenetten. Maar ook uitdagingen.
Een belangrijke taak in de warmtetransitie ligt straks bij de gemeenten, zo staat in het wetsvoorstel Wet collectieve warmte (Wcw). Van de gemeenten wordt verwacht dat zij de regie pakken. En dat is een lastige taak, zegt Hans: “Bij warmtenetten kun je geen one-size-fits-all-aanpak over Nederland uitrollen, want die bestaat niet. De diversiteit is groot en warmtebronnen zijn overal anders – van aardwarmte tot restwarmte in allerlei variëteiten. Soms heb je veel elektriciteit nodig om een warmtebron op te waarderen. Die lokale context maakt veel uit en vraagt kennis en expertise.”
Hulp van EBN en NPLW
Hans en Ernst zien veel inhuur van experts bij gemeenten. “Die kunnen allemaal wat anders vinden”, zegt Hans. Beide voorzitters zijn daarom voorstander van het Nationaal Programma Lokale Warmtetransitie (NPLW). Dat ondersteunt gemeenten bij het behalen van de doelstelling om voor 2030 1,5 miljoen woningen en gebouwen te verduurzamen en/of van aardgas af te halen. Ernst zou het goed vinden als het NPLW gemeenten helpt om warmtenetten op te zetten. “Want het lijkt me onverstandig als elke gemeente zelf het wiel gaat uitvinden. Het NPLW kan met teams langs de gemeentebesturen gaan om te zorgen dat de warmtetransitie professioneel wordt aangepakt.”
Hans ziet ook een rol voor Energie Beheer Nederland (EBN). “EBN is een partij met financiële slagkracht en is gewend om met publieke en private partijen samen te werken. Tegelijkertijd neemt EBN sinds een half jaar deel aan alle nieuwe aardwarmteprojecten. Dat is positief.”
Ook de drie regionale netbeheerders Alliander, Enexis en Stedin hebben een taak, vindt Ernst. “Zij hebben de data en kennis om samen met gemeenten te kijken in welke wijk welke warmteoplossing de beste is.” Gemeenten doen er volgens de voorzitters van Stichting Warmtenetwerk en Geothermie Nederland dus goed aan om de hulp in te schakelen van de netbeheerders, het NPLW en EBN. Hans: “Als ik wethouder van energiezaken was, zou ik met EBN en een marktpartij om tafel gaan zitten en ze vragen: wat vinden jullie verstandig voor mijn gemeente?” Ernst is het daarmee eens: “Vraag EBN of er een geschikte warmtebron in de buurt is. En schakel daarna een gespecialiseerd bedrijf in dat de bron kan ontwikkelen en exploiteren.”
All-electric versus warmtenet
Hij ziet op dit moment dat er ook gemeenten zijn die kiezen voor all-electric. Ernst maakt zich daar zorgen over: “Op sommige plekken is het een goede oplossing, maar op veel plekken is een warmtenet goedkoper en simpeler. Met het hele land overstappen op all-electric is een illusie. Dat kan het elektriciteitsnet niet aan. Nu niet en over dertig jaar ook niet. Er is ook niet genoeg elektriciteit beschikbaar. Ongeveer 30% van de energievraag is nu elektrisch. Dat betekent dat die 70% fossiel nog helemaal elektrisch moet worden. Dat lukt de komende decennia niet. Daar staat tegenover dat een aantal warmtebronnen erg geschikt is. Met aardwarmte kun je 25% van de warmtevraag invullen. Dat ga je dan toch niet elektrificeren?”
Aardwarmte bespaart ruimte
Bovendien neemt aardwarmte in tegenstelling tot zonnepanelen en windmolens weinig ruimte in, gaat Hans verder. “Met een aardwarmteput kun je zo’n 8.000 tot 10.000 huizen verwarmen. In Middenmeer (Noord-Holland) hebben we drie putten bij elkaar staan. Dat is genoeg voor een klein stadje. Die putten staan bij elkaar op een oppervlakte van een half voetbalveld. Bovengronds neemt het dus maar heel weinig ruimte in beslag.”
Al met al hoopt Ernst dat gemeenten snel duidelijk maken in welke wijk welke warmteoplossing moet komen en wanneer. Want hoe langer het duurt, hoe moeilijker het wordt, zegt hij. “Je ziet dat duizenden individuele burgers warmtepompen laten installeren. Als 20% van de wijkbewoners een warmtepomp heeft, moet je de kosten voor een warmtenet over 80% in plaats van 100% van de wijkbewoners verdelen. Dat leidt ook tot ongelijkheid, want mensen met een beperkt budget kopen nu geen warmtepomp.”
Hans ziet dat probleem ook. Hij vindt dat overheden daarom streng mogen zijn. “Je kunt zeggen: op plekken waar een warmtenet komt, is geen subsidie voor warmtepompen en gaan we het elektriciteitsnet niet verzwaren. En je kunt zorgen dat mensen blij worden van een warmtenet. Je raakt met een warmtenet keuzevrijheid kwijt, maar daar staat wat tegenover. Denk aan het grote comfort en het kleine ruimtebeslag binnen. Daarnaast zijn veel mensen gevoelig voor financiële prikkels. Geef dus bijvoorbeeld een gratis aansluiting, biedt de eerste tien jaar korting. Zorg dat mensen het warmtenet omarmen.”
EBN kan daarin regie nemen. En je moet beginnen met het laaghangende fruit: industrie, de grote steden en de middelgrote gemeenten.
Hans Bolscher
Voorzitter Geothermie NederlandNiet iedereen kan tegelijk
Als straks de Wcw in werking treedt, start de regierol van de gemeenten echt. De kans is dan groot dat zij de plannen tegelijk klaar hebben en meteen aan de slag willen. Dat gaat niet, verwacht Bolscher: “EBN kan daarin regie nemen. En je moet beginnen met het laaghangende fruit: industrie, de grote steden en de middelgrote gemeenten. Wees zo slim mogelijk in je volgorde.”
Japikse verwacht dat de Nederlandse warmtetransitie dan flink kan versnellen. “Als je de aardwarmteprojecten goed na elkaar plant, creëer je een treintje. Ben je op de ene plek klaar met boren, dan kun je ergens anders beginnen. Daarmee maak je de inzet van de boortoren superefficiënt. Nu doen we hier en daar een lokaal project. Dat gaat langzaam en kost relatief meer geld.”
Vier adviezen voor gemeenten
Japikse en Bolscher geven gemeenten die aan de slag gaan met de warmtetransitie graag deze adviezen mee:
- Geef duidelijkheid
Als je tegen inwoners kunt zeggen dat in hun wijk over tien jaar een warmtenet ligt en het gasnet er dan echt uitgaat, dan weten ze waar ze aan toe zijn. Daar kunnen inwoners hun eigen investeringen op het gebied van duurzaamheid op aanpassen, want een warmtepomp is dan een onrendabele aankoop. Aanvullend advies: geef geen subsidies meer voor warmtepompen in wijken waar een warmtenet komt. - Creëer massa
Het lastige van aardwarmte is dat je geen net aanlegt als er geen bron is en dat je geen bron aanboort als er geen net is. Je moet over de eerste hobbel heen. Start daarom bijvoorbeeld met grootverbruikers, zoals de glastuinbouw. Dan is er een gegarandeerde afzet van warmte. Daarna kun je de wijken eromheen aansluiten. Grote kantoorgebouwen zijn een andere mogelijkheid. Die kunnen het equivalent zijn van een paar duizend huishoudens. Hetzelfde geldt voor woningbouwcorporaties. Ook zij hebben massa en worden niet voor niets de startmotor voor de warmtetransitie genoemd. - Maak monumentale gebouwen geschikt voor aardwarmte
Dubbel glas en isoleren is in monumenten vaak niet toegestaan. Het gevolg is dat die gebouwen nauwelijks geschikt kunnen worden gemaakt voor warmtepompen of aardwarmte. Willen overheden ook in monumentale binnensteden van het gas af, dan moeten ze ook op dit vlak andere keuzes maken en verduurzaming van monumentale panden toestaan. Ook als dat ten koste gaat van een beschermd stads- of dorpsaanzicht - Harde doelstellingen
Nederland heeft afgesproken dat iedereen in 2050 van het gas af moet zijn. Dat haal je niet met vrijblijvendheid, zeggen Japikse en Bolscher. Maak daarom een tijdpad met tussentijdse harde afspraken, zodat je op tijd kunt bijsturen. Japikse: “Dat is met windenergie ook gedaan en daar zijn de doelen gehaald.”
Achtergrond: hoe verduurzamen we de warmtevoorziening?
Warmte. Zo’n 40% van alle energie die we in Nederland gebruiken, wordt ervoor ingezet. Dus als we onze warmte verduurzamen, versnellen we de energietransitie. Maar wat is de beste manier om dit aan te pakken? Ieder voor zich aan de warmtepomp? Of samen op een collectief warmtenet? In een serie van vier achtergrondartikelen in het kader van De Week van de Warmtetransitie pleiten deskundigen vurig voor het laatste. Vier verhelderende gesprekken over wetgeving-in-de-maak, een toolkit voor gemeenten, innovatie die leidt tot kostendaling – én de ethische waarde van het warmtenet. Dit is het tweede artikel in de serie van vier.